Bij Monadnock hebben ze een fascinatie voor de rijkdom van de architectuurgeschiedenis. Met dit uitgangspunt hoopt het bureau een eigen signatuur in Fabriekskwartier achter te laten.
Samen met Job Floris is Sandor Naus eigenaar van architectenbureau Monadnock in Rotterdam. Zij zijn een van de bureaus die de ontwikkeling van Fabriekskwartier voor hun rekening nemen. De naam van hun kantoor ontleenden zij aan het beroemde gelijknamige gebouw in Chicago, waarvan de noordelijke helft ook wel de ‘laatste bakstenen wolkenkrabber’ wordt genoemd. Met zeventien verdiepingen is het ’s-werelds hoogste door baksteen gedragen structuur. Opvallend hieraan is dat het zuidelijk deel van het gebouw, dat enkele jaren later werd opgeleverd, in gietijzer is uitgevoerd. “Wanneer je dit weet dan lijkt er op het eerste gezicht iets niet te kloppen” legt Sandor dit fenomeen uit. “Het oude bakstenen gedeelte van The Monadnock Building oogt moderner dan het nieuwe gedeelte, dat uit een staalskelet met veel losse decoratie bestaat. Zoiets zet de toeschouwer als het ware op het verkeerde been. Iets dergelijks willen wij ook met onze ontwerpen bereiken. De dingen zijn niet altijd wat ze lijken te zijn.”
Spannende combinaties
En dat blijkt uit de projecten die Monadnock eerder opleverde. Klassieke booggewelven met een tweede laag van balken en kolommen er overheen. Of een holle kroonlijst waardoor de hoeken van een gebouw als het ware worden opgetild. Sandor: “Door dingen uit verschillende tijdperken of stijlen bij elkaar te voegen ontstaan spannende combinaties. Die herinterpretatie van traditionele elementen zou ik één van de kenmerken van Monadnock willen noemen.”
Met die aanpak kun je naar hartenlust te grasduinen in de architectuurgeschiedenis. “Heel veel is al gedaan, dat is een gegeven. Daarom zoeken we naar hedendaagse vertalingen en voelen ons vrij om te citeren uit de geschiedenis. Vervolgens combineren we dingen die nooit bij elkaar gehoord hebben, waardoor een hedendaags ontwerp ontstaat met historische referenties. Dat kan gaan over de opzet van een gebouw of het materiaal, maar ook over een raam, een deur of een erker.”
Parkeeroplossing Fabriekskwartier
Momenteel werken drie architectenbureaus aan Fase 2 van Fabriekskwartier: de bebouwing langs de Wethouder Baggermanlaan. In dit stadium gaat het vooral om de grote lijnen, ofwel de ‘volumes’ in architectentaal. Belangrijk daarbij is dat het geheel afwisselend is. Oplossingen worden gezocht in hoogteverschillen en verspringende rooilijnen. Meer concreet: er komen woningen, appartementen en een woontoren die zich op een informele wijze tot elkaar verhouden.
Een eerste grote uitdaging diende zich aan in de vorm van (het wegwerken van) een groot deel van de parkeerplekken voor het Fabriekskwartier. Het gebied moet immers autoluw worden. Maar hoe doe je dat? “Het liefst plaatsen we alle auto’s onder het maaiveld, maar dat bleek een te kostbare oplossing. Een compromis is halverwege het maaiveld, maar dan ga je als het ware over een bult de wijk in. Nu hebben we samen met de andere architectenbureaus een oplossing gevonden waarbij je toch gelijkvloers de wijk in kunt. Dat we deze hobbel zo snel hebben kunnen nemen is echt de winst van deze nauwe samenwerking.”
Privé en openbare ruimte
Sandor en Job kunnen nu dus verder met de ontwikkeling van hun aandeel in Fase 2: een L-vormig appartementengebouw op de hoek met de Havendijk en enkele woningen op het binnenterrein van het gebouw. “De samenhang tussen gebouwen en privé- en openbare ruimte is de kwaliteit van het gebied. Het gaat over toegankelijkheid en het gebruik van openbare ruimte. Misschien is dat wel de grootste uitdaging voor Fabriekskwartier. Het opzetten van een structuur waar je doorheen kunt struinen. Zonder duidelijke afbakening tussen privé en openbaar. Dat doet overigens niets af aan de andere kwaliteiten van Fabriekskwartier. Denk aan het afvoeren van regenwater via open goten, het vele groen en de schaalsprongen. Daar zit lef in.”
‘Authentieke’ gebouwen
Hoewel Sandor en Job nog moeten beginnen met de uitwerking van hun appartementengebouw, worden de contouren langzaam duidelijk. Verwijzingen naar een industrieel verleden en een pure fabrieksarchitectuur vallen op. Ter inspiratie zoeken ze naar krachtige silhouetten met een heldere grondvorm. Het herinterpreteren van de geschiedenis kan beginnen. Daarbij spelen vragen als: moet een gebouw authentiek zijn? Moet het daadwerkelijk aan de Piushaven gestaan hebben? “We zoeken naar een nieuwe interpretatie van het industriële verleden. Het verhaal van de Piushaven is daarbij een prettige rode draad. Dat vraagt om kloeke eigenzinnige gebouwen, een klus waar wij prima mee uit de voeten kunnen. We gaan iets karakteristieks maken dat tegelijk past bij de omgeving en aansluit bij de andere gebouwen in Fabriekskwartier.”